De
stad waarin zij kwamen
van J.B.
Priestly (1894-1984)
Regie S. Osten
Gespeeld in 1981
Een maatschappij
zonder bezit, zonder armoede, zonder eigenbelang, zonder ongelijkheid en zonder
onrecht schijnt een droombeeld. Velen hebben zich met de verwerkelijking daarvan
bezig gehouden en de fantasie van Priestley schept deze in de vorm van een
vreemde stad, die ontdekt wordt door vier mannen en vijf vrouwen van uiteenlopende
geaardheid en maatschappelijke positie, die elkaar door een onverklaard toeval
ontmoeten op een soort plateau, waarvan zij het gezicht hebben op het Utopia,
dat uit de ochtendnevels opdoemt. Op geheimzinnige wijze gaat een deur open,
die toegang tot de vreemde stad geeft, waar alle mensen gelukkig zijn. Zij
gaan er, de een na de ander, een kijkje nemen, en ervaren, dat zij er mogen
blijven, indien zij zich in het nieuwe stelsel, waarin alle mensen gelijk
zijn, kunnen schikken. Zij die niet willen blijven moeten voor zonsondergang
terug zijn: dan wordt de deur voorgoed gesloten.
Een rijke nietsdoener, een geslaagd zakenman, een adellijke dame keren gedesillusioneerd
terug, omdat de vreemde stad in geen enkel opzicht lijkt op de hun vertrouwde
samenleving, waarin zij hun kleine zelfgenoegzame rolletjes spelen. Ook de
bankbediende en zijn vrouw nemen de weg terug, doch de man is zich diep bewust
van hetgeen hij prijs geeft ter wille van zijn bekrompen, maar zonder hem
hulpeloze vrouw.
Een versloofde werkster en de dochter der adellijke dame kiezen met overtuiging
voor het nieuwe leven en dat zouden ook de monteur en de kelnerin gedaan hebben,
indien hij het niet belangrijker gevonden had, om de wereld, met het voorbeeld
van deze stad voor ogen, de boodschap te brengen van een rechtvaardiger een
schoner samenleving. De vrouw volgt hem, omdat zij hem lief heeft.
Bron: Elise, catalogus op CD-rom van de NVA